AQUAREL
Geschiedenis
De aquareltechniek werd snel ontdekt na de uitvinding van het papier in China rond 100 na Christus, Gomverf (kleurpigmenten waar gom, lijm, aan toegevoegd werd voor een betere hechting op het materiaal) werd al gebruikt voor het beschilderen van zijden panelen. In China is het schilderen met bamboepenselen op rijstpapier nog steeds een populaire kunstvorm. In de 12e eeuw werd papier door de Moren naar Spanje gebracht. Vanuit Spanje werd papier verder verspreid over Europa o.a. naar Italië.
Papier werd in Europa echter allereerst weer voor dekverf gebruikt. Vaak werd deze techniek gebruikt als voorstudies voor fresco's. Op de fresco's werden echter correcties aangebracht met transparante lijmverf, waardoor de kunstenaars ook steeds meer lijmverf gingen gebruiken om transparante lagen te maken in hun voorstudies. Van de Italiaanse renaissanceschilder Rafaël weten we dat hij veel van die zogenaamde kartons schilderde als voorstudie voor de wandkleden of gobelins in schilderijen.
In Italië ontstond de naam aquarel. Het is afkomstig van het Italiaanse acquarello of acquarella, 'gewassen tekening' of een tekening die gemaakt is met waterverf. Vervolgens werd de naam verfranst naar aquarelle en hebben wij er aquarel van gemaakt.
Ook Albrecht Dürer (1471-1528) schilderde met waterverf. Hij combineerde dekkende en transparante effecten. In de 16de eeuw ging men voor het eerst aquarel onderwijzen in de ateliers van Hans Bol (1534-1593). In de 17e eeuw is Antoon van Dyck (1599-1641) een bekend waterverfschilder.
In de boekdrukkunst ging men aquarel gebruiken bij het inkleuren van de prenten. Het voordeel van deze techniek was, dat de gedrukte lijnen niet meer verdwenen onder de transparante verf. Ook met Oost-Indische inkt werd deze techniek gebruikt en meer bepaald in de cartografie.
De echte "klassieke" aquareltechniek kwam er pas na de ontwikkeling van het gespecialiseerde aquarelpapier in de 18e eeuw. De nieuwe schildertechniek was populair Engeland.
Begin 19de eeuw ging men aquarelverf industrieel fabriceren in napjes. Hierdoor werd aquarelverf tamelijk goedkoop en makkelijk aan te schaffen voor het grote publiek. Professionele aquarelschilders waren uitmuntend in hun kunnen.
Vanaf de 20ste eeuw verloor de waterverftechniek weer aan populariteit. Maar er bleven uitzonderingen. Paul Klee en Kandinsky waren moderne kunstenaars die graag gebruik maakten van deze techniek. Ook illustatoren maken nog steeds veel gebruik van aquarel. Zij combineren deze techniek vaak met andere technieken. Bij amateurschilders, die vaak heel realistisch werkten, bleef de techniek wel populair omdat ze weinig materiaal nodig hadden om te kunnen schilderen.
Zeer populair werd de techniek daarentegen bij de, meestal realistisch werkende, amateurschilder, wegens het geringe aantal benodigdheden.
Eigenschappen
- Aquarel wordt steeds in combinatie met (veel) water gebruikt. Hierdoor is het belangrijk om dikker papier te gebruiken, al dan niet gekorreld. Je kan best zachte penselen gebruiken zodat je je soms zeer natte papier niet gaat beschadigen.
- Aquarel bestaat er in verschillende vormen:
- In blokjes (hele pan en halve pan)
- In tubes
- In potloodvorm
- Veel verschil in kwaliteit:
- De prijs is afhankelijk van de kwaliteit van de pigmenten.
- Afhankelijk van het resultaat dat je wenst, kan je ook met goedkoop materiaal goede resultaten bereiken.
- De verf is transparant en wateroplosbaar:
- De kleuren zijn onderling makkelijk te mengen op een mengpalet of nat in nat rechtstreeks op het papier.
- Hierdoor wordt het mogelijk om laag voor laag op te bouwen.
- Opgedroogde verf op je papier kan losgewassen worden.
- Opgedroogde verf op je mengpalet kan opnieuw gebruikt worden.
Aquarel is compact verpakt en kan dus ook vrij eenvoudig op locatie worden gebruikt.
Er kan op verschillende tempo's mee worden gewerkt:
- Zeer snel tempo als je nat in nat werkt. Nadeel is wel de droogtijd.
- Zeer langzaam proces als je laagje voor laagje opbouwt.
- Aquarel is niet helemaal 'voorspelbaar'. Maar dit is net de charme van aquarel.
- Je kan de verf sturen maar je weet meestal niet helemaal hoe het eindresultaat gaat worden door het opdroogproces.
- Het is moeilijk om een groot egaal vlak te schilderen doordat het water het blad laat golven. Er zal dus steeds pigment in plasjes samenlopen. Je papier opspannen kan helpen tegen het golven.
Technieken
- Veel water vs. weinig water.
- Laagje per laagje opbouwen.
- Verf aanbrengen op nat papier en het pigment zelf de weg laten zoeken.
- Nat in nat verschillende kleuren aanbrengen.
- Droge lagen weer loswassen en/of weg te wassen.
- Spatten met een tandenbostel.
- In de natte verf deppen met een vodje, een spons, een propje papier, plastiek folie... zodat er 'motieven' ontstaan.
- Beginnen met veel pigment en steeds meer water toevoegen ('kleur trekken') om een verloop in kleur te krijgen.
- Zout strooien (verschil fijn zout vs. grof zout).
- Maskeren: maskeervloeistof, maskeertape, rubbercement, kaarsvet.
- Pastelpotloden:
- Eerst tekenen, daarna met penseel en water.
- Rechtstreeks tekenen op nat papier.
- Gebruik van het palette Caran d'Ache: pigment van het potlood wrijven op het palette en vervolgens de met een nat penseel het pigment opnemen of mengen op het palet.