GRAFIETPOTLOOD

Geschiedenis

De naam potlood komt van de voorganger van het grafietpotlood: de loodstift. Het lood werd in een pot gesmolten, vandaar de naam potlood. Het was de goedkopere tegenhanger van de zilverstift.

Vanaf de 17e eeuw werden er al potloden gemaakt bestaande uit een kern van vrij hard mineraal grafiet in een houten omhulsel, meestal gebruikt om tekens aan te brengen. Hierdoor gaan we het dan ook "tekenpotlood" noemen. Kunstenaars gingen het echter ook gebruiken om mee te tekenen. Je handen werden er immers minder vuil van dan van krijt of houtskool.

De oudst bekende beschrijving van een potlood is van de Zwitserse geleerde Conrad Gesner in 1565. Het 'moderne' potlood zoals wij het kennen, een potlood met een stift van grafiet en klei (het 'minneke' zoals wij zeggen) is in 1794 uitgevonden door de Fransman Nicolas-Jacques Conté (1755 - 1805). In januari 1795 verkreeg hij het Franse patent nº32 en begon de productie van het CONTÉ-potlood. Door de hoeveelheid klei te variëren, kon hij een reeks potloden produceren van verschillende hardheden. Dit materiaal verdrong de echte loodstift bijna volledig. Wat op zich een goede zaak was, want lood is giftig.

Daarnaast was er nog een Amerikaan die ook dacht rijk te worden van het succes van het nieuwe potlood. Hij vroeg een patent aan in 1857 op het potlood met een gommetje aan het eind. Zijn aanvraag werd ongeldig verklaard door het gerechtshof omdat het geen nieuwe uitvinding was. Volgens de rechter had hij enkel 2 bestaande dingen (potlood en gom) samengevoegd. Vanaf 1908 werd het kleurpotlood gemaakt, een ontwikkeling van het oudere markeerpotlood.

Op de meeste grafietpotloden staat een code die verwijst naar de hardheid van de stift, het 'minneke'. Deze code werd in 1889 bedacht door de Duitser Friedrich von Hardtmuth van de Koh-i-noor-fabriek, bestaat uit een letter en een cijfer.

De letters: B, H en F. De B staat voor 'Blei', het Duitse woord voor lood. Bij deze potloden wordt er meer grafiet toegevoegd dan klei. De H staat voor 'hart', het Duitse woord voor 'hard'. Dit betekent dat er meer klei toegevoegd is dan grafiet. De F staat voor 'fein', het Duitse woord voor fijn. In deze potloden wordt nog meer klei toegevoegd dan grafiet waardoor het een goed schrijfpotlood wordt. Hardtmuth bedacht ook een interpretatie voor de Engelstalige markt: H is dan Hard, B is Black (zwart), F is Firm (stevig). Deze laatste wordt ook vaak geïnterpreteerd als fine point (fijne punt).  

Het cijfer geeft de gradatie aan. Oorspronkelijk waren er zeventien hardheidsgraden van 9H tot en met 6B. Het standaardpotlood is HB. Als je heel nauwkeurig moet werken, kies je beste een hard (H) potlood. Als je tekent en je wil veel effect, dan kies je beter een zacht potlood (B)

Van links naar rechts van hard naar zacht:



Eigenschappen

  • Een grafietpotlood kan op veel ondergronden gebruikt worden en schrijft in alle weersomstandigheden. Het droogt nooit uit, kan op een natte of droge ondergrond en lijdt niet onder temperatuurschommelingen.
  • Goedkoop.
  • Uitgombaar.
  • Diverse hardheden.
  • Eenvoudig aan te scherpen met puntenslijper of mes.
  • Kindvriendelijk.
  • Bij vallen op harde oppervlakken is het mogelijk dat de stift binnenin of de punt breekt. 
  • Verschillende uitvoeringen: het gewone houten potlood, vulpotlood, grafietstaafje. 

Materiaal

Meer uitleg over het materiaal in onderstaand video.


Technieken

2020- 2021 Kleurenleer
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin