OLIEVERF
Geschiedenis
Olieverf wordt -in tegenstelling tot bijvoorbeeld acrylverf- al eeuwenlang gebruikt in de schilderkunst. Verf bestaat altijd uit pigment (kleur) en een bindmiddel. Bij olieverf is dat bindmiddel olie, vaak lijnolie door haar lichte kleur.
Olieverf in tubes bestaat nog maar sinds de late 19de eeuw. Vroeger moesten kunstenaars hun verf zelf maken door pigmenten te vermengen met olie. Om pigment te maken, moest men stenen tot poeder vermalen of werken met giftige en gevaarlijke stoffen. Dit tijdrovende werk werd dan ook vaak gedaan door de leerlingen in het atelier.
Sommige pigmenten kon je ook kopen bij de apotheker of alchemisten. Deze mensen werden 'kleurmakers' genoemd en hadden vaak toegang tot zeldzame pigmenten. Niet alle kleurmakers waren even betrouwbaar. Zo kon het zich voordoen dat aangekochte pigmenten na verloop van tijd verkleurden of verdwenen.
De kunstenaar moest in zijn compositie ook rekening houden met de verschillende kleuren. Sommige pigmenten gingen namelijk een chemische reactie aan met elkaar waardoor men moest vermijden dat deze kleuren elkaar zouden raken of overlappen.
Sommige pigmenten -zoals het felblauwe ultramarijn- waren zo duur dat de kunstenaar het niet zelf kon betalen en door de opdrachtgever moest worden aangekocht. Vaak werd de hoeveelheid van een bepaald pigment vastgelegd in een contract zodat de kunstenaar niet stiekem minderwaardige pigmenten kon gebruiken.
Eigenschappen
- Het drogen van olieverf is een traag en chemisch proces. Onder invloed van licht en lucht wordt de olie in de verf omgezet in vaste moleculen. Een olieverfschilderij droogt dan ook sneller in een lichte en luchtige plaats dan in een donkere koude omgeving. Het duurt ongeveer een half jaar tot een jaar om een dunne laag volledig te laten drogen. Een schilderij -opgebouwd uit verschillende lagen- kan een droogtijd hebben van zelfs 5 jaar.
- Door de lange droogtijd is olieverf geschikt om nat-in-nat te werken (=alla prima). Wil je laag op laag werken, moet je ongeveer twee weken wachten voor de eerste laag semi-droog is.
- Een ander voordeel is dat je verf na het droge precies hetzelfde blijft als hoe je het hebt aangebracht: er is geen volume- of kleurverlies en ook de penseelstreken blijven zichtbaar.
- Olieverf kan in dunne gladde alsook in dikke volumineuze lagen worden aangebracht.
- Olie en water stoten elkaar af. Je gebruikt dan ook geen water maar terpentine om je verf te verdunnen of penselen uit te wassen. Terpentine heeft een sterke geur die je best niet te lang inademt. Merknamen van terpentine zijn White Spirit, Varsol, Exxsol... Let op: terpentine moet bij het klein gevaarlijk afval worden gesorteerd.
- Je kan met olieverf zowel dekkend als transparant werken door te verdunnen met terpentine.
- Een nadeel van olieverf is dat de kleuren kunnen 'inschieten'. Door een absorberende achtergrond of na verloop van tijd kan de olie uit de verf trekken waardoor het zijn glans verliest. Dit kan worden opgelost door een dunne laag olie aan te brengen.
- Om de kleur en glans van een olieverfschilderij te behouden, wordt het vaak vernis gebruikt. Er bestaan ook matte of half glanzende vernis voor wie dat wil. Voor het aanbrengen van de vernis moet de verf goed droog zijn en de oppervlakte stofvrij.
- Olieverf gaat niet zo makkelijk uit je kleren. Dep een doek in terpentine en probeer hiermee de vlek te verwijderen. Was het kledingstuk daarna in de wasmachine. Wanneer de verf al droog is, wordt het iets moeilijker. Schraap zo veel mogelijk verf af met een mesjes vooraleer je met de doek over de vlek gaat.
Materialen
- Olieverf. Je hebt veel verschil in prijs en kwaliteit. Olieverf van goede kwaliteit heeft felle en levendige kleuren waarbij je zelfs met de lichte kleuren zoals geel dekkend kan werken.
- Terpentine. Dit heb je nodig om de verf te verdunnen en je penselen uit te wassen. Giet maar een beetje in je potje en zet de dop direct terug op de bus. Terpentine verdampt namelijk snel en heeft een sterke en ongezonde geur.
- Pallet. hierop kan je de kleuren te mengen.
- Doekje. Gebruik dit om je penseel af te drogen na het uitwassen.
- Penselen. Er zijn veel verschillende
soorten penselen: met synthetische of met natuurlijke haren. Tegenwoordig zijn sommige synthetische haren zelfs beter dan de natuurlijke. Investeer best in degelijke penselen. Goedkope penselen verliezen haren die in je verf blijven plakken en worden snel hard. Je hebt drie soorten vormen: de ronde penselen
voor lijnen, de platte penselen voor rechte lijnen en vlakken en de kattentong.
Deze is vooral handig als je een rondere aanzet wilt bij bijvoorbeeld
natuurlijke vormen. Daarnaast heb je ook de waaier
die ideaal is voor kleurovergangen. Tenslotte heb je nog een tamponeerkwast waarmee je textuur kan aanbrengen. Een
tip: gebruik na het uitwassen van je penselen een klein beetje handzeep. Zo
blijven de haartjes mooi bij elkaar en zacht. Afwasmiddel droogt de penseelharen
namelijk uit.
- Ondergrond. Voor olieverf kan je werken op verschillende ondergronden: een houten paneel, een schildersdoek, stevig papier... Vooraleer je op de ondergrond werkt, breng je een primer aan zodat de verf niet opgezogen of afgestoten wordt. Vaak zit er al een primer op het schildersdoek. Voor het beste resultaat breng je toch nog één of twee lagen aan. Gebruik hiervoor een groot penseel en de primer rechtsreeks uit de pot. Verdeel vervolgens gelijk over het doek om zichtbare penseelstrepen te vermijden.
- Vernis. Om je werk te beschermen, breng je ene laag vernis aan op de droge verf. Vernis zorgt ervoor dat het werk glans en de kleuren intens blijven. Wacht altijd lang genoeg tot de verf volledig droog is. Anders stopt het droogproces te vroeg en blijft je schilderij kleverig.
Technieken
- Alla prima. Dat is Italiaans voor 'in één keer'. Je schilderij bevat maar één laag (met verschillende kleuren) en is in één keer geschilderd. Je werkt dus zolang de verf nat is i.p.v. met verschillende opgedroogde lagen. Doordat de verf nog nat is, meng je de kleuren niet alleen op je pallet maar ook op je ondergrond. Zo kan je kleuren mooi in elkaar laten overvloeien.
- Gelaagd schilderen. Hierbij schilder je in verschillen lagen waarbij elke laag tussentijds kan drogen. De belangrijkste regel is: vet over mager om krakelee te voorkomen. Je begint dus steeds met dunne of schrale lagen. Als deze droog zijn, breng je dikkere of vettere lagen aan. Voor de laatste laag kan je met pure verf werken. De verdunde lagen drogen sneller door de terpentine.
- Glaceren. Hierbij breng je een transparante laag aan op een droge laag. Deze droge laag kan transparant of dekkend zijn. Wanneer er licht doorheen de transparante laag schijnt, weerkaats ze op de onderliggende kleur. Op deze manier suggereer je diepte en lijken de kleuren 'te leven'. Met glaceren kan je ook schaduw suggereren. In plaats van schaduw aan te brengen met de juiste donkere kleur kan je ook delen donkerder maken met een transparante grijze laag. Dit kan je ook gebruiken voor delen die je te licht vind.
- Tamponeertecniek. Tamponeren is het aanbrengen van verf om een getextureerde oppervlakte te verkrijgen. Je kan hiervoor een tamponeerborstel of spons gebruiken. Deze techniek is ideaal voor lucht.
- Impasto. Daarbij breng je dikkere lagen verf aan zonder ze uit te smeren met een penseel. Bij deze techniek wordt vaak een paletmes gebruikt. Dat is een soort van spatel met een gebogen handvat waardoor je de natte ondergrond niet raakt. Met de platte kant breng je de verf aan terwijl je met de randen fijne strepen en krassen kan aanbrengen.
- Sgraffito. Bij deze schilderstechniek kras je in de bovenste verflaag waardoor de onderliggende kleuren zichtbaar worden.